Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

Hoe werkt de FIOD?

De FIOD krijgt elke dag fraudemeldingen binnen. Deze meldingen worden veelal gedaan door collega’s van de Belastingdienst, de Douane, de politie en andere controlediensten. Maar ook door de oplettende burger. Wat gebeurt er met zo’n melding? En wie zijn er allemaal bij betrokken? In 6 stappen ziet u hoe we te werk gaan.

Stap 1 Beoordelen van de melding

Allereerst beoordelen we of de melding bij ons hoort of beter door een collega-organisatie kan worden opgepakt. Is de melding voor ons, dan verwerken we de fraudemelding in een zogenoemd ‘pré-weegdocument’. Hierin staat welke strafbare feiten en verdachten we willen onderzoeken.

We verzamelen zo veel mogelijk informatie over de vermoedelijke verdachten en het delict. Deze feiten vormen het hart van het pré-weegdocument.

Stap 2 Vervolgen of niet?

Als het pré-weegdocument af is, bespreken we dat met het Openbaar Ministerie (OM) en een vertegenwoordiger van de toezichthouders. Dat noemen we de stuur- en weegploeg. Die ploeg beoordeelt of we gaan vervolgen of niet. Deze beslissing hangt onder andere af van het financiële en maatschappelijke effect van een eventuele vervolging.

Het OM bepaalt uiteindelijk of de verdachte strafrechtelijk wordt vervolgd, of dat de toezichthouder sancties oplegt, zoals een boete. Toezichthouders zijn bijvoorbeeld de Belastingdienst, AFM, de Nederlandsche Bank en de Nederlandse Zorgautoriteit.

Samen met het OM kiezen we welke fraudemeldingen worden onderzocht. De ene keer kiezen we voor 1 groot onderzoek en de andere keer voor 10 kleine, als dat meer effect heeft.

Soms handelt een toezichthouder een zaak bestuursrechtelijk af. De Belastingdienst is zo’n toezichthouder. Deze legt dan een heffing of boete op. Of neemt een andere maatregel om de effecten van fraudebestrijding zo groot mogelijk te maken.

Stap 3 Plan van aanpak

Als het OM besluit om de verdachte te vervolgen, schrijft de FIOD een onderzoeksvoorstel. Hierin staat welke methoden en opsporingsmiddelen we willen gebruiken. Bijvoorbeeld het plaatsen van telefoontaps of het observeren van de verdachte.

Tijdens het onderzoek kunnen we ook zogenoemde dwangmiddelen inzetten. Die kunnen grote invloed hebben op het privéleven van de verdachte. We gebruiken ze alleen als de officier van justitie daarvoor toestemming geeft. En er geen andere mogelijkheden zijn.

Stap 4 Groen licht

Als het onderzoeksvoorstel af is, bespreken we dat met de officier van justitie. Die beoordeelt het voorstel en toetst of er genoeg bewijs is voor strafrechtelijke vervolging. De officier beslist uiteindelijk of we het onderzoek mogen uitvoeren.

Stap 5 Op zoek naar de waarheid

Hebben we groen licht? Dan stellen we een team samen dat het onderzoek gaat uitvoeren. Alle onderzoeksresultaten leggen we vast in een proces-verbaal.

De eerste stap in het onderzoek is meestal het in beslag nemen van de administratie. Niet alleen de papieren administratie wordt in beslag genomen, maar ook digitale gegevens. Zoals harde schijven van computers en gegevens op het bedrijfsnetwerk. We bekijken en analyseren alle informatie. Zo ontstaat een beeld van de fraude en hoe iemand die heeft gepleegd.

Verhoren is ook een vast onderdeel van het onderzoek. Een verdachte kan een verklaring geven, maar mag dat ook weigeren. De verdachte moet in ieder geval de kans krijgen om tekst en uitleg te geven over de feiten waarvan hij wordt verdacht.

De FIOD is het enige onderdeel van de Belastingdienst dat het de burgers niet makkelijker maakt.

Tijdens onderzoeken werken we vaak samen met de Belastingdienst, Douane en politie, maar ook met toezichthouders zoals De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten (AFM). En met onze wereldwijde contacten – zoals Europol – waarmee we internationale criminele netwerken aanpakken.

Stap 6 Overdragen en vervolgen

Als het onderzoek is afgerond en het proces-verbaal af is, dragen we de zaak over aan de officier van justitie. Die beslist of hij tot vervolging overgaat. Besluit hij de verdachte te vervolgen dan komt de zaak voor de strafrechter. Die bepaalt uiteindelijk of de verdachte schuldig is en wat de eventuele straf is.